Met de opkomst van regeneratieve landbouw verschuift de focus van schade beperken naar het actief herstellen en verbeteren van de bodem. Het nieuwe project ‘Regenerearje kinst leare’ speelt hierop in. Samen met boeren en onderzoekers wil dit project meer inzicht krijgen in het gebruik van groenbemesters en hoe deze de bodem beïnvloeden. Sander Bernaerts en Sigrid Dassen, twee sleutelfiguren in dit project, vertellen er meer over.
Sander Bernaerts, landbouwadviseur bij Naturim, begeleidt al zes jaar een studiegroep van akkerbouwers uit Friesland en Groningen die zich richten op conserverende landbouw. Dit betekent dat ze zo min mogelijk ploegen en de bodem zoveel mogelijk bedekt laten en zelf laten werken. “Het doel van regeneratieve landbouw is om de bodem tot leven te brengen en weerbaarder te maken. Een gezonde bodem kan beter water opnemen en vermindert risico’s zoals afspoeling en verstuiving. Conserverende landbouw is een belangrijk principe van regeneratieve landbouw,” legt Sander uit.
Vragen uit de praktijk
Ondanks de vele voordelen van deze aanpak, blijven er problemen bestaan. Een van de grootste vragen binnen de studiegroep is hoe om te gaan met groenbemesters in de winter, omdat deze soms negatieve effecten hebben op de gewasgroei in het voorjaar. Dit leidde ertoe dat Sander aanklopte bij Van Hall Larenstein. “We willen begrijpen waarom groenbemesters soms juist een negatieve invloed hebben op de groei. Als we dat begrijpen, weten we misschien wat we moeten doen of veranderen,” zegt Sander.
Samenwerking tussen boeren en wetenschap
Op basis van de vragen uit de praktijk is het project Regenerearje kinst leare in gang gezet. Sigrid Dassen, bodemecoloog en onderzoeker aan Van Hall Larenstein, is projectleider. “Vanuit Van Hall Larenstein zorgen we voor een goed onderzoeksplan en ondersteunen we de uitvoering. Sander brengt vooral de praktijkervaring in en werkt nauw samen met de akkerbouwers.”
Het project ging officieel van start op 1 augustus 2024, met drie akkerbouwers die actief betrokken zijn. Op hun proefpercelen is een groenbemestermengsel gezaaid en de eerste veldproeven vinden plaats in oktober/november, wanneer de eerste stroken groenbemester worden ingewerkt. Gedurende het jaar volgen meerdere meetmomenten, zoals in de winter en het voorjaar, om de effecten op de bodem en de gewasgroei te onderzoeken.
De kernvraag: Hoe gaan we om met groenbemesters?
Het doel van het project is om boeren concrete handvatten te geven voor het gebruik van groenbemesters. “Boeren willen de groenbemester zo lang mogelijk laten staan, maar dit kan leiden tot een groeiachterstand in het hoofdgewas,” zegt Sigrid. Het project probeert antwoord te geven op de vraag wanneer de groenbemester het beste kan worden ingewerkt om negatieve effecten te voorkomen.
Naast timing kijkt het onderzoek ook naar de impact van micro-organismen in de bodem. “We gaan stroken vergelijken waarbij we op het ene deel fermenten toevoegen aan de bodem en op het andere deel niet, om te zien wat het effect is op de vertering van de groenbemester,” aldus Sigrid. Het onderzoek richt zich dus niet alleen op wat werkt, maar ook op het begrijpen van de processen die plaatsvinden in de bodem.
Koppeling met onderwijs
Ook studenten van Van Hall Larenstein worden betrokken bij het onderzoek, iets wat volgens Sigrid een waardevolle toevoeging is. “In het onderwijs zijn we altijd op zoek naar praktijkvoorbeelden, en die zijn soms lastig te vinden in de regio. Dit project biedt ons die praktijkvoorbeelden.” De resultaten van het onderzoek zullen dus niet alleen gebruikt worden om boeren verder te helpen, maar ook om het onderwijs te verrijken. Er worden bijvoorbeeld demodagen georganiseerd waar studenten en een breder publiek kennis kunnen maken met de bevindingen.
Regionale samenwerking
Sigrid is vooral nieuwsgierig naar de uitkomst van de experimenten met fermenten en compostthee. “We hopen dat deze methodes de weerbaarheid van de bodem kunnen verbeteren.” De regionale samenwerking is een ander sterk punt van het project. “De betrokkenheid van agrarische collectieven is waardevol omdat zij een belangrijke rol spelen in de kennisdeling. Boeren leren veel van elkaar en het werkt aanstekelijk wanneer ze zien dat iets bij een ander werkt op vergelijkbare bodem,” zegt Sigrid.
Enorme winst
Het project loopt door tot de zomer van 2026, met de meeste dataverzameling tot het najaar van 2025. Na afloop hoopt Sander dat de opgedane kennis zal leiden tot praktische oplossingen voor de uitdagingen waarmee boeren worden geconfronteerd. “Ik heb er alle vertrouwen in dat het goed gaat. Het zal hoe dan ook veel opleveren, en dat is een enorme winst.” De bevindingen zullen breed gedeeld worden, zowel onder boeren als binnen het onderwijs. “Wat er ook uitkomt, we willen deze kennis met elkaar delen. Boeren kunnen veel van elkaar leren, en dit project biedt een mooie kans om die kennis door te geven,” aldus Sigrid.
Dit project is mede-mogelijk gemaakt door subsidie uit de versnellingsagenda.
Het Fjildlab Noordoost-Fryslân is een initiatief van