Zoet op Zout: Innovaties tegen verzilting

In Nederland is verzilting een groeiend probleem, met name in landbouwgebieden zoals rond het Lauwersmeer. Het project Zoet op Zout richt zich op het ontwikkelen van oplossingen voor akkerbouwers die kampen met zoute kwel en beperkte zoetwaterbeschikbaarheid. We spraken met Tine te Winkel, teamleider Water Smart Agriculture bij Acacia Water.

“Acacia Institute is de penvoerder van het project en voert een aantal van de bouwstenen uit,” vertelt Tine. Acacia Water werkt nauw samen met diverse partners, waaronder landbouworganisaties zoals de LTO. “De boeren rond het Lauwersmeer zijn, samen met ons, de initiatiefnemers van het project. Het doel is om handelingsperspectief te ontwikkelen voor akkerbouwers in verziltende gebieden.” De focus ligt met name op het vergroten van de zoetwaterbeschikbaarheid voor de akkerbouw.

Langdurige monitoring
Een van de effecten van verzilting is een verminderde wortelgroei, wat de opbrengst van gewassen beïnvloedt. De impact op de opbrengsten is aanzienlijk. Op de SPNA-locatie simuleren de onderzoekers zoute kwel om de effecten goed te kunnen monitoren. Resultaten zijn sterk afhankelijk zijn van het weer. Deze weersafhankelijkheid maakt het lastig om conclusies te trekken die op alle locaties toepasbaar zijn. Het project heeft een looptijd van drie jaar, maar er wordt gewerkt aan een vervolgproject. Door langdurige monitoring hoopt men in patronen te ontdekken waar boeren mee kunnen werken.

Groeiende interesse
Verzilting kan echter ook kansen bieden. Innovatieve oplossingen zoals ondergrondse wateropslag en aangepaste drainage bieden mogelijkheden. Maar Tine benadrukt dat het uiteindelijk de boeren zelf zijn die beslissen welke maatregelen ze nemen: “Het is aan het project om de kennis en innovaties te ontwikkelen en deze over te dragen. Er is een groeiende interesse in deze innovaties en hoe ze in de praktijk kunnen worden toegepast. Via onze pilotprojecten kunnen boeren met eigen ogen zien hoe de oplossingen werken.”

De betrokkenheid van boeren is cruciaal. In het kader van het project Boeren Meten Water meten de boeren zelf de zoutgehaltes op hun land. “Dit project is sterk gelieerd aan Zoet op Zout. Boeren hebben veel meetapparatuur op hun percelen, waardoor ze de veranderingen in verzilting nauwkeurig kunnen volgen,” aldus Tine.

Leren ermee om te gaan
Wat betreft de rol van overheden, verwacht Tine een gezamenlijke aanpak: “Veranderingen in het gemeenschappelijke watersysteem hebben gevolgen op bedrijfsniveau. Daarom is een gezamenlijke visie en aanpak nodig. Boeren en waterschappen kunnen dit niet zonder elkaar oplossen.” Verzilting is een proces dat al duizenden jaren gaande is en niet zomaar tegen te houden is. “We moeten verzilting niet proberen te stoppen, maar juist leren ermee om te gaan. Slim doorspoelen, ondergrondse wateropslag, en het kiezen van de juiste gewassen zijn allemaal belangrijke maatregelen om de zoetwaterbeschikbaarheid te waarborgen,” concludeert Tine.

Subsidie toegekend
Twee nieuwe projecten hebben subsidie toegekend gekregen vanuit de Versnellingsagenda. Regenerearje kinst leare, die al eerder in deze nieuwsbrief werd genoemd, heeft subsidie gekregen voor het initiatief. ‘Regenerearje kinst leare’ richt zich op de toepassing en optimalisatie van regeneratieve landbouwmethoden in Noordoost Fryslân.  Daarnaast ontving ook het project Unique Milk Selling Points subsidie vanuit de Versnellingsagenda. De initiatiefnemers van dit project onderzoeken de unieke samenstelling van melk afkomstig van drie biologische boeren die koeien laten grazen op kruidenrijke weides. Later meer.

Bouwboeren aan Waddenkust willen met nieuwe gewassen duurzamer kweken: “We proberen het gewoon”

Wie op de zeedijk even buiten Wierum niet naar de Waddenzee kijkt, maar juist de andere kant op, ziet wat bijzonders. Er staan daar gewassen zoals erwten en veldboontjes die je in deze streek van suikerbieten, uien en aardappelen normaal gezien niet tegenkomt.

Dat is zo omdat vier experimenterende boeren van Agrarisch Collectief Waadrâne proberen verder te komen. Niet alleen voor de eigen verdiensten, maar het moet ook beter uitpakken voor de bodem en de biodiversiteit.

Het project heet ‘Kansrijke Gewassen’ en wordt gedaan met de steun van de zogenoemde Versnellingsagenda in samenwerking met Fjildlab, de vereniging Noardlike Fryske Wâlden en hogeschool Van Hall Larenstein.

“Verscheidenheid aan rassen”
“Wij krijgen weleens vragen van wat het precies is”, zegt jonge boer Balling van Kuiken. “Wij hebben een soort van pilot opgezet. Daarbij hebben we verschillende rassen erwten en veldboontjes en willen we zien welke geschikt zijn voor deze grond en welk ras het meeste potentie heeft voor afzet voor menselijke consumptie.” Van Kuiken heeft al ervaring met het kweken van isolatiemateriaal.

Op de vraag of er ook een deel van de oogst bij hem in de pan belandt, wordt wel duidelijk dat er nog wel wat recepten gevonden moeten worden. Maar: “Die kans is wel groot en wij proberen het gewoon. Wij gaan ervan genieten”, zegt Van Kuiken en lacht.

Als je vanaf Hantum naar Brantgum rijdt, staat er vlak voor het dorpje een klein veldje met gele bloemen hoog boven de grond. Het is ooit uit Amerika gekomen en heeft nog geen Friese naam. In het Nederlands heet het zonnekroon en biologisch melkveehouder Hans Kroodsma experimenteert ermee als een vervanger van mais.

“Minder kosten en toch een goede opbrengst”
Kroodsma, die ook voorzitter is van Agrarisch Collectief Waadrâne, ziet de potentie wel van het plantje: “Ik heb het om aan mijn koeien te voeren. Het zou voor mij een vervanger van mais kunnen zijn.”

“Met mais moet je ieder jaar opnieuw inzaaien. Ik ben een melkveehouder dus ik heb niet veel verstand van ploegen en dat soort zaken. Dus als ik één keer zonnekroon in mijn land zet, dan kan dat vijfentwintig tot dertig jaar blijven staan, heb ik er minder kosten van en toch een goede opbrengst.”

Dat het aantal geschikte gewassen wordt uitgebreid, kan goed uitpakken, zegt Kroodsma: “Wij zoeken naar gewassen waar we geld mee kunnen verdienen en waardoor we wat ruimer in de bouwplannen komen te zitten. Dat is weer goed voor de grond en daardoor kunnen we duurzamer boeren. Wat opvalt is dat de bloemen een heel grote verscheidenheid aan insecten aantrekt.”

Veel water en warmte
De uitdaging met een gewas is natuurlijk dat er wel een markt voor moet zijn of moet komen. De hele keten is dan nodig om bij de consument te komen of je moet alles zelf regelen. Kroodsma gelooft er in dat voedsel uit de eigen omgeving beter is.

Voor nu is het belangrijk om uit te vinden hoe alles het doet op deze grond onder de Friese kust. De zonnekroon laat nog wel uitdagingen zien, maar de gewassen op de percelen onder de zeedijk bij Wierum doen het goed. Ook in een jaar met veel water en nu veel warmte.

Bron: Omrop Fryslân

Tour de Boer

Op woensdag 11 september a.s. ben je van harte welkom om het agrarisch natuurbeheer bij Mts. Van Kuiken in Wierum te bewonderen. Mts. van Kuiken heeft 2 vogelakkers (perceel met luzerne of klaver afgewisseld met bloem/kruidenrijke stroken) en verschillende kruidenrijke akkerranden waarbij het beheer gericht is op akkervogels zoals de veldleeuwerik en de gele kwikstaart. Maar niet alleen voor vogels zijn deze vogelakkers en akkerranden aantrekkelijk, voor insecten is het een ideale plek om nectar te verzamelen.

Onder andere (nacht)vlinders weten de vogelakkers en akkerranden te vinden. Wist je trouwens dat er meer dan 2400 verschillende nachtvlinders voorkomen in Nederland? Via het project BIMAG (Boeren Insecten Monitoring Agrarisch Gebied) worden nachtvlinders geteld om beter zicht te krijgen op de ontwikkeling van de vlinderstand in het agrarisch gebied. Ook in het werkgebied van Waadrâne wordt op verschillende plaatsen meegedaan aan dit project. Tijdens deze excursie vertellen we je er graag meer over en laten we zien hoe we de nachtvlinders vangen en tellen. Daarnaast vertellen we je wat het akkervogelbeheer inhoudt en vertelt Van Kuiken wat zijn motivatie is om aan agrarisch natuurbeheer te doen.

Locatie: Mts. Van Kuiken, vertrek vanaf parkeerplaats Koaterhústerwei in Wierum
Datum: 11 september om 19:30 uur

Wil je erbij zijn? Meld je dan aan via het aanmeldformulier.

Excursie Kansrijke Gewassen – Koolzaad

Koolzaad is een rustgewas en wordt voornamelijk geteeld voor de olie. Momenteel gebruiken wij in Nederland voornamelijk zonnebloem- en olijfolie wat geïmporteerd moet worden vanuit het buitenland. Door onvoorspelbare situaties (e.g. droogte, oorlog) kunnen de prijzen gigantisch oplopen of er wordt ermee gesjoemeld.

Programma maandag 9 september 2024
Bij mooi weer zal de koolzaad tijdens de excursie worden geoogst. Als dit niet kan kunnen we bij de molenaar terecht.

Bij de excursie zijn verschillende partijen aanwezig zijn die kansen zien in het verwerken van het gewas of voor teeltoptimalisatie.

  • Hogeschool Van Hall Larenstein zal ingaan op de inhoud en het doel van het project
  • Verwerkend bedrijf over kansen en mogelijkheden in het verwerken van het gewas
  • De agrariër laat zien wat er gebeurt op het perceel en vertelt wat zijn motivatie is om aan het project mee te doen

Locatie: Ie, Humaldawei nabij huisnr. 47/49
Datum: 9 september van 13:00-15:00 uur

Aanmelden voor deze excursie kan via info@waadrane.frl of ruben.dummer@hvhl.nl

Lees hier meer over het project ‘Kansrijke gewassen’.

Demoavond strokenteelt Engwierum

Boer Botmas verteld waarom hij aan regeneratieve landbouw doet en wat het hem oplevert.
De demoavond vindt plaats bij akkerbouwbedrijf Botmas (Bûtendykswei 27, 9132 ED Engwierum) op dinsdag 27 augustus van 19:00 tot 21:00.
Lees hier meer

Verzilting leren begrijpen

Met de veranderende klimaatomstandigheden wordt verzilting steeds meer een aspect waar akkerbouwers aan de Waddenkust rekening mee moeten houden. Maar wat gebeurt er nou precies met de bodem, het water en het gewas bij verzilting? En hoe herken je het?

Deze vragen staan centraal bij het onderzoek van Zoet op Zout dat door LTO Noord wordt ondersteund.

Tijdens de thema-avond Verzilting op donderdag 27 juni gaven projectleider Carina Rietema van SPNA en programmamanager Tine te Winkel van Acacia Water een toelichting op de praktijkproeven die worden gedaan op 3 proefvelden.

Wat hebben jullie onderzocht?

Rietema: “Met ondergrondse druppelirrigatieslangen wordt de opkomende kweldruk gesimuleerd op het proefveld met aardappelen, granen en zaaiuien. In de jaren 2021 tot 2023 is de helft van de percelen met zoutwater (ondergronds) geïrrigeerd en de andere helft met zoetwater. Omdat elk gewas dan een zoet én zout deel heeft, kan de invloed van verzilting op gewas en bodem goed bestudeerd worden.”

Wat zijn de meest opvallende resultaten zijn uit het proefveld?

Rietema: “Uit de metingen van de afgelopen jaren was het in 2021 te nat met regenval om verzilting daadwerkelijk te simuleren in het proefveld. Wel zagen we bij een aantal droge momenten in 2022 en 2023 dat het zoute water uit de slangen korte tijd omhoog kwam. Maar zodra het in het najaar weer gaat regenen, wordt de ondergrond weer vochtig en stroomt het zout naar de sloot en komt niet omhoog richting de wortelzone. Door het regenwater is er dus nauwelijks verzilting opgetreden en daardoor zijn er geen opvallende verschillen in de bodemstructuur gesignaleerd. Ook in gewasgroei, stand en plantaantallen waren er geen zichtbare en nauwelijks meetbare verschillen tussen het zoete en zoute deel van het proefveld. Wel zien we signalen dat de mate van beworteling wordt beïnvloed door de aanwezigheid van zout water, waarbij dit bij de wintertarwe het meest tekenend is. We zagen significant minder wortels in de zoute delen en de beworteling was ondieper.

Wat kunnen boeren en tuinders met deze informatie?

Te Winkel: “Verzilting levert zowel problemen als kansen op. Weten hoe je kunt omgaan met verzilting, geeft boeren en tuinders een voordeel. De onderzoeken op de proefvelden geven belangrijke basiskennis voor verdere ontwikkeling van oplossingen en handvaten.”

Wat is het vervolg?

Rietema: “Van de proeven hebben we geleerd dat we continue vernatting van de ondergrond vanuit onze ondergrondse druppelslangen moeten  voorkomen en daarom passen we dit jaar het druppelregime aan waarbij er meer op basis van capillaire vraag rond 50cm diepte zal worden gedruppeld. Ook het belang van fysieke grond-monsteranalyses in het daadwerkelijke groeiseizoen en de waarde van de dronedata en inhoudsstoffenmetingen zijn een belangrijk leerpunt, waarmee we in het komende jaar weer een verbeterstap willen zetten. Daarnaast zijn de waargenomen verschillen op het gebied van o.a. beworteling en inhoudsstoffen aanleiding om te gaan experimenteren met de mogelijkheden van het in kaart brengen van rasverschillen tussen gemeten parameters.

Welke concrete toepassingen komen uit het project Zoet op Zout?

Te Winkel: “In Zoet op Zout werken we met 5 bouwstenen gericht op duurzame en toekomstgerichte landbouw. Antiverziltingsdrainage is er één. In het noorden van Nederland zijn op 6 locaties installaties opgezet. Boeren kunnen hiermee een extra waterbuffer opbouwen in hun percelen om het zoute grondwater ver van de wortelzone te houden. Een andere bouwsteen is ondergrondse opslag, waarbij drainagewater op 10 meter diepte wordt opgeslagen. Hiervoor is veel interesse, omdat dit water geschikt is gebleken voor irrigatie van pootgoed. Wetenschappelijk onderzoek van de TU Delft laat zien dat bruinrot afsterft bij ondergrondse opslag. Een belangrijk gegeven voor de NVWA (Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit). We leggen op dit moment een pilotlocatie aan in Termunten, in het noordoosten van Groningen. Vanaf 2025 kunnen boeren deze locatie bezoeken en kennis opdoen over deze toepassing van ondergrondse opslag voor irrigatie.”

Meer informatie en de uitgebreide rapportages vind je op:

Het project Zoet op Zout onderzoekt en test de mogelijkheden om verzilting in het noordelijk zeekleigebied tegen te gaan en hoe de cruciale zoetwatervoorraad beschikbaar kan blijven. Deze kennis wordt gedeeld met boeren en tuinders  zodat zij hun gewassen ook in de toekomst in het Waddengebied kunnen blijven telen. Mede mogelijk gemaakt door Acacia Water en LTO Noord.

Dit project wordt mede gefinancierd vanuit de Versnellingsagenda.

Bron: LTO Noord

Kruiden tussen de coulissen: Resultaat eerste metingen kruidenrijk grasland in elzensingels en houtwallen

In het project “Kruiden tussen de Coulissen” onderzoekt vereniging Noardlike Fryske Wâlden samen met diverse partners de impact van kruidenrijk grasland op de boven- en ondergrondse biodiversiteit tussen singels en wallen. Er wordt gekeken naar de effecten op het leven in de singels en wallen, en andersom. In mei 2024 zijn de eerste metingen van het tweede onderzoeksjaar gestart, met een focus op insecten in het kruidenrijke grasland van het coulisselandschap. Steeds meer boeren zaaien kruidenrijke mengsels in vanwege de voordelen voor koeiengezondheid, droogtebestendigheid en bemestingskosten. Maar draagt dit ook bij aan de biodiversiteit?

In het onderzoek vergelijken we ingezaaid kruidenrijk grasland met half natuurlijk (extensief) grasland en gangbaar productiegrasland. In het eerste onderzoeksjaar bleek dat de ingezaaide kruiden mogelijk meer nectar konden produceren dan gangbaar grasland, maar dat ze dat maar kort deden omdat ze weinig kans kregen om te bloeien. De voederwaarde van het kruidenrijk grasland snel daalt als kruiden tot bloei komen. Het half-natuurlijke grasland produceerde vooral vroeg in het jaar de meeste nectar.

De bovengrondse insectendiversiteit werd gemeten aan insectenfamilies, gevangen met plakvallen. Bodem oppervlakte bewonende insecten werden gemeten met potvallen. Er was veel verschil in de gemeenschap van de insectenfamilies op het grasland en in de boomwallen. De gemeenschap van insectenfamilies van ingezaaid kruidenrijk grasland lag tussen gangbaar en extensief grasland in.

Ingezaaid kruidenrijke situaties scoorden hoog in zweefvliegen diversiteit op plakvallen, in insectendiversiteit gevangen in potvallen, in aantallen insecten op plakvallen en aantallen loopkevers in potvallen. Extensief grasland scoorde hoog in insectendiversiteit op plakvallen, in Loopkever diversiteit in potvallen en aantallen spinnen in potvallen. Deze tussenstand suggereert dat ingezaaid kruidenrijk grasland sommige insectengroepen kan ondersteunen.

Voor de ondergrondse diversiteit in wormen leek het erop dat in ingezaaid kruidenrijk en gangbaar grasland een groter aandeel rode wormen voorkomt dan in half natuurlijk grasland. Dat is goed voor de bodemkwaliteit want rode wormen graven verticale gangen. Die zijn belangrijk voor de beluchting en het watervasthoudend vermogen van de bodem.

Een verrassing was dat in singels en wallen die aan het kruidenrijk grasland grenzen, meer poep van rupsen werd opgevangen dan  in singels en wallen langs gangbaar grasland. De rupsen zijn belangrijk voedsel voor zangvogels die in de boomwallen  broeden. Ook deze voorlopige tussenstand suggereert dat ingezaaid kruidenrijk grasland toegevoegde waarde heeft voor lokale insectenstand. We zien vooruit naar de metingen van het nieuwe jaar om te zien of deze patronen bestendig zijn.

Het interview met onderzoeker Ernst Oosterveld en deelnemer Bart Henstra lees je hier

Dit project wordt mede gefinancierd vanuit de Versnellingsagenda.

Terugblik bijeenkomst Samenwerking Akkerbouw en Melkveehouderij

Op 28 mei jl. organiseerde Fjildlab samen met Ynbusiness, ANNO (Agenda Netwerk Noordoost) en Hogeschool Van Hall Larenstein en Ecolana een bijeenkomst bij akkerbouwbedrijf Van der Bos in Holwert over samenwerking tussen akkerbouwers en melkveehouders. Er waren ruim dertig belangstellenden. Als voorbeeld werd het project Strorijke stalmest toegelicht die op de locatie van de bijeenkomst bij Mts. Bos-Weidenaar wordt uitgevoerd. Daarna gaf Jacob van der Borne van het project Circulaire Meststoffen, waarbij kunstmestvervangers en het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van mest dichter bij elkaar kan komen aan het woord. Jacob spitst zich toe op precisielandbouw in de aardappelteelt. Precisielandbouw is een hulpmiddel om beter te kunnen boeren, maar is niet de totaaloplossing. Hij teelt tussen aardappelen voor de voedselindustrie in Nederland en België en werkt samen met 120 veehouderijbedrijven. Joost Mulder gaf een presentatie over de mogelijkheden van een digitaal platform om vraag en aanbod van mest bij elkaar te brengen. Daarna volgende nog een paneldiscussie.

Jacob van der Borne heeft zes medewerkers en gemiddeld twee (buitenlandse) stagiairs per jaar. Van vroeger uit werden de aardappelen in uitwisseling met de veehouderij toegepast, dit doet Jacob nog steeds. Naast aardappelen heeft hij nog teelt van gerst en tarwe, gras en maïs voor de veehouderij, uien, pastinaak en zelfs bamboe. Van den Borne is met precisielandbouw begonnen omdat hij op heel veel kleine percelen (kleiner dan drie hectare en met zo’n zes hoeken) zijn werk moest doen. De technologie heeft hij door de efficiency binnen twee jaar terugverdiend. Op juiste moment, op de juiste plaats de juiste teeltmaatregel gaan nemen is voor Jacob precisielandbouw. De data en techniek maken dit mogelijk.

Op dit moment managet 80% van alle boeren het eigen bedrijf op boerderijniveau (in de akkerbouw). Niet op veld of groepsniveau, laat staan op plantniveau. Opbrengstdata zijn vaak wel bekend, die kun je doorvertalen naar wat je potentieel is. Van den Borne wil naar een bouwplan van 1 op 6 zonder in te op aardappelen. Uitruilen met ook andere partijen hoort hierin, dus uitwisseling met bijv. waterschappen, overheden of zelfs TBO’s zou hier in kunnenpassen. Bodemgeleidbaarheid wordt op verschillende dieptes gemeten. Deze combineren ze en daar maken ze zonekaarten van om inzicht te krijgen in de fysische, chemische en biologische condities. Op deze manier kunnen ze heel gericht bemesting toepassen, de belangrijkste component hierbij is tijd. Daar waar de ‘accu’ van de bodem te klein is, is de kans op uitspoeling ook hoger, op deze plekken rijden we dus vaker een kleinere gift uit. Dit lukt op zandgrond, op de kleigrond is dit ook mogelijk maar moet het klei/humus complex wel extra gemeten worden. Ook vertelde hij meer over zijn ervaring met N2 applied. Dit gaat over elektriciteit wat op de (zeugen)mest wordt losgelaten, waardoor de pH daalt en waarbij stikstof uit de lucht wordt toegevoegd.

Groenbemesters
Jacob zaait ook de groenbemesters in voor de boeren waarmee hij samenwerkt. Met universiteiten heeft Jacob gekeken welke nematoden er aanwezig zijn in de percelen, op basis hiervan stelt hij mengsels samen die voor de teelt van aardappelen op gaan. Veel van deze informatie is beschikbaar via Van der Borne Campus.

Bokashi, slimme inzet van groene reststromen

Binnen Fjildlab wordt onderzocht wat de toepassing van bokashi op grasland en maisland voor effect heeft op onder andere het bodemleven, bodemchemie, gewasopbrengst en gewaskwaliteit. Afgelopen dinsdag presenteerden de onderzoekers een blauwdruk dat als basis kan dienen voor een groenstation waar lokale groene reststromen omgezet kunnen worden in bokashi. In deze blauwdruk is een biomassa-inventarisatie opgenomen voor een gebied met een vijf kilometer radius in de gemeente Dantumadeel. De blauwdruk werd afgelopen dinsdag uitgereikt aan wethouder Gerben Wiersma van de Gemeente Dantumadiel en aan dagelijks bestuurder Cees Pieter van Burgsteden van Wetterskip Fryslân.

Met de inventarisatie hebben we een indruk gekregen van hoeveel materiaal er beschikbaar is. Binnen de radius is al het bermmaaisel meegenomen dat schoon en onverdacht aangeleverd kan worden, dus geen bermen met mogelijke vervuiling langs N-wegen, schoolroutes of binnen een bebouwde kom. Op basis van de verkregen biomassa is berekend hoeveel de gemeente kan besparen door het maaisel lokaal af te zetten, een besparing van meer dan 50% is hierbij haalbaar. Op dit moment wordt laagwaardig natuur- en bermgras, tegen kosten voor gemeenten en terrein beherende organisaties (TBO’s) verwerkt. Als agrariërs deze stromen lokaal mogen verwerken en geld toe krijgen voor deze verwerking, dan kunnen boeren ook flink besparen  op de aankoop van bodemverbeteraars. Opgeteld kan dit leiden tot wel 75% kostenbesparing op het boerenerf. De blauwdruk beschrijft verder de recente wetenschappelijke inzichten en hoe zorg gedragen kan worden voor de kwaliteit van het aangeleverde materiaal. Ook komt de wet en regelgeving aan bod en is er een duidelijke uiteenzetting van wat toegestaan is, welke ontheffingen nodig zijn en hoe het zit met de mestboekhouding. Wanneer er dierlijke mest aan bokashi wordt toegevoegd om de verhouding koolstof en stikstof in het product te verbeteren, dan wordt de regelgeving complexer. Verwerking van biomassa van het eigen agrarische bedrijf is toegestaan, maar om op het boerenerf aangevoerde reststromen te verwerken tot bokashi en dit toe te passen is nog niet toegestaan binnen huidige de wet- en regelgeving. Landelijk word vanuit Circulair Terreinbeheer wetenschappelijke- en praktijkkennis verzameld om nieuw beleid te ontwikkelen voor lokale verwerking en toepassing van plantaardige reststromen, hieronder vallen onder andere bokashi en compost.

Blauwdruk
Op de zes locaties in Noordoost Friesland liggen proefvelden waarop de toepassing van bokashi en drijfmest wordt vergeleken met bemesting via alleen drijfmest. De totale aanvoer aan stikstof is gelijk tussen de behandelingen.

Onderzoek
Sinds 2018 onderzoeken Hogeschool Van Hall Larenstein samen met Mulder Agro, Noardlike Fryske Wâlden, Gemeente Dantumadeel, het Wetterskip en zes agrariërs in Noordoost Friesland wat de toepassing van bokashi op grasland en maisland voor effect heeft op onder andere het bodemleven, bodemchemie, gewasopbrengst en gewaskwaliteit. Het onderzoek maakt onderdeel uit van het overkoepelende kennisprogramma Circulair Terreinbeheer. Het doel van Circulair Terreinbeheer is het realiseren en verbeteren van de biomassakringlopen bij terreinbeheer, gericht op agrariërs, beheerders en beleidsmakers. Het onderzoek loopt eind 2024 af en dan wordt de balans opgemaakt.

Melkveehouder Jan Auke Bos wil vanuit zijn bedrijf graag koolstof opbouwen in de bodem in het kader van klimaatverandering: “Door bokashi toe te voegen aan de bodem zetten we het bodemleven aan het werk en wordt deze koolstof opgenomen in de bodem”. Dagelijks bestuurder van Wetterskip Fryslân Cees Pieter van Burgsteden vult aan: “Organische stof opbouw is zeer belangrijk want elke procent stijging in organische stof in de bodem betekent op een hectare 400 kuub extra waterberging. Dit is ongelofelijk belangrijk in het kader van klimaatverandering”.

Wat is bokashi?
In het buitengebied zijn er volop groene reststromen als berm- en slootmaaisel beschikbaar. Overheden en terreinbeheerders laten dit vaak door derde partijen onderhouden en voeren dat nu voornamelijk af naar centrale composteerterreinen. Organische reststromen kunnen ook lokaal verwerkt worden, bijvoorbeeld tot bokashi, een bodemverbeteraar die door inkuilen van biomassa wordt gevormd. Door de reststromen op deze manier te fermenteren op het boerenerf kunnen ze als bodemverbeteraar weer lokaal toegepast worden op gras- of akkerpercelen. Bokashi is voer voor het bodemleven, verhoogt de bodem organische stof en kan daarmee het watervasthoudend vermogen verhogen en de bodemstructuur verbeteren. Daarnaast kan het kosten besparen voor zowel overheden en terreinbeheerders, als ook de boeren die de biomassa afnemen.

BEKIJK DE BLAUWDRUK HIER

Bekijk ook de video: Fjildlab | Bokashi Groenstations

Dit project is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage vanuit de Versnellingsagenda.

Even voorstellen… Martijn van der Heide: Lector Biodiversiteit in het Landelijk Gebied

Martijn is 1 maart jl. gestart als lector bij Van Hall Larenstein met het thema biodiversiteit in het landelijk gebied. Na ruim drie maanden in dienst te zijn, deelt hij zijn eerste ervaringen en ook zijn toekomstplannen. Voorheen werkte hij bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in Den Haag, waar hij onder meer betrokken was bij het ontwikkelen van verdienmodellen voor boeren, maar ook bij het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en de daarop gebaseerde provinciale gebiedsplannen: “In mijn rol bij het ministerie was ik de eerste jaren vooral bezig met het langetermijnperspectief voor boeren en eerlijke prijsvorming van agrarische producten,” vertelt Martijn. “Bij Van Hall Larenstein zie ik de kans om deze kennis toe te passen en verder te ontwikkelen door er een ecologische dimensie aan toe te voegen.”

In zijn nieuwe rol als lector borduurt Martijn voort op bestaande projecten rondom weidevogels en bijengezondheid. Martijn benadrukt het belang van ecologisch onderzoek en hij wil daar ook een breder perspectief aan toevoegen, inclusief sociale en economische aspecten. Zo is hij geïnteresseerd in hoe boeren een goede boterham kunnen verdienen met biodiversiteitsbescherming en hoe de maatschappij hierin kan bijdragen.

Ecologie en Economie Verbinden
Martijn: “Met een studieachtergrond in zowel agrarische economie als natuurbeheer geeft het werk voor het lectoraat mij een unieke kijk op de spanning én verbinding tussen landbouw en natuurbehoud.” In het nieuwe lectoraat is er ruimte om biodiversiteit te verbreden door sociale, economische en culturele aspecten erbij te betrekken. Intern was er ook behoefte aan deze bredere invalshoek. Dat neemt niet weg dat ecologische kennis nog altijd de basis van het lectoraat vormt. Er is op dat gebied al veel goede kennis bij Van Hall Larenstein aanwezig en er zijn gedreven onderzoekers die volop voort kunnen bouwen op lopende projecten. Denk daarbij aan het gebruik van AI voor ecologische monitoring.

Vier pijlers
Martijn is vier dagen werkzaam voor Van Hall Larenstein, daarnaast is hij ook één dag per week actief als hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daar bekleedt hij de Mansholt-leerstoel voor natuurinclusieve plattelandsontwikkeling. “Dit biedt mij een mooie kans om mijn werk in het lectoraat naar de academische wereld te brengen, en omgekeerd, om wetenschappelijke uitkomsten te vertalen naar praktijkkennis,” zegt hij.

Hoewel nog prematuur, zijn er al een paar thema’s waar Martijn denkt zich op te zullen gaan richten:

  1. Artificial Intelligence (AI): “Ik ben gefascineerd door de mogelijkheden van AI in ecologisch onderzoek en monitoring. Het verder uitrollen van deze technologieën zie ik als een mooie en relevante uitdaging.”
  2. Educatie: Martijn wil kennis over en kunde van agrobiodiversiteit laten landen in het onderwijs, zowel op groene hogescholen als bij kinderen op basisscholen als daarbuiten. “Educatie is cruciaal, van schoolkinderen tot boeren en loonwerkers.”
  3. Internationale dimensie: Biodiversiteit stopt niet bij landsgrenzen. Martijn wil daarom in zijn lectoraat ook nadrukkelijke aandacht voor de internationale dimensie van biodiversiteit en natuurinclusieve landbouw.
  4. Sociaal-economisch draagvlak: “Het creëren van draagvlak in de maatschappij en het ontwikkelen van duurzame verdienmodellen voor boeren zijn essentiële randvoorwaarden voor het behoud en de versterking van agrobiodiversiteit.”

Samenwerking en Toekomstvisie
Binnen Fjildlab werken we samen met verschillende lectoraten van Van Hall Larenstein. Martijn zullen we dan ook zeker vaker tegenkomen bij projecten binnen Fjildlab. Martijn ziet het belang in van samenwerking met andere partijen. “Ik wil ideeën uit het veld oppakken en verder uitwerken,” zegt hij. “Maar ook wil ik graag leren van het werkveld – er zit daar zoveel know how en ervaring! Het is belangrijk om met andere partijen kennis te delen en samen te werken aan versterking van biodiversiteit. Ik sta dan ook zeker open voor ideeën vanuit het veld”. Wie met Martijn in contact wil komen kan via Fjildlab contact opnemen.

Hoewel hij geen geboren noordeling is, geniet Martijn volop van zijn nieuwe omgeving in het noorden van Nederland. “Ik waardeer de openheid en de rust die het gebied biedt,” vertelt hij hartstochtelijk. “Het werken in deze inspirerende omgeving, gecombineerd met de betrokkenheid van de mensen, maakt me erg enthousiast voor de toekomst.”

Het Fjildlab Noordoost-Fryslân is een initiatief van

© 2019 - 2024 · Fjildlab: veldlaboratorium in Noordoost-Fryslân · Ontwerp & Ontwikkeling Custard on- & offline communicatie